In het cijnsboek van 1520 moet Jan van Bergen, die ook het hoge pand op het eind van de 'Corte Cameren' bezit, de voor deze huizen gebruikelijke hertogcijns van 12½ 'groten' betalen. Daarnaast betaalt hij ½ 'groot oud geld' voor: 'van dat hy alzoe breet als zyn erve is achter aen die muere vanden gewanthuys een muer leggen mach eenen steen breet wesende ende daer op tymmeren'. Deze toestemming om te bouwen is nogal merkwaardig aangezien het pand niet aan het Gewandhuis grenst, maar aan het Broodhuis. In 1520 is het Broodhuis al meer dan een eeuw opgeheven en verdeeld in vier kameren. Het oorspronkelijke Gewandhuis is in die tijd als Vleeshuis in gebruik. Uit een akte van 1408/'9 uit het archief van de Rekenkamer te Brussel kan worden afgeleid dat de nieuwe Lakenhal op de zolder van het (dan verdeelde) Broodhuis gehuisvest is. De vestiging van de Lakenhal zou dus meer dan een eeuw op de zolders van het voormalige Broodhuis gevestigd zijn geweest. Uit de akte van 1520 valt overigens niet af te leiden in welk jaar de toestemming dateert om op de muur van het Gewandhuis de achtergevel van een huis te bouwen. De rechter zijmuur van het pand bevat op de begane grond laat 13de- of vroeg-14de-eeuws baksteenwerk met een grote boog, die het pand in verbinding stelde met het buurpand. Het ziet ernaar uit dat we hier te maken hebben met de 'gaandery' van de 'Corte Cameren'. De | 284 |
kelder onder het pand was oorspronkelijk vanaf de straat toegankelijk en later vanuit het buurpand. De haardentelling van 1553 maakt melding van drie schouwen, waarvoor betaald moet worden door Peter Valckenborch, die het huis huurt van zijn moeder. Het rookkanaal bevindt zich nog tegen de achtergevel, naast de nu verdwenen spiltrap. Hoewel de oude balklagen zijn verdwenen, zijn de oude 15de- of 16de-eeuwse kapspanten nog aanwezig. Zij horen bij de houten gevel die staat afgebeeld op het schilderij van de Lakenmarkt. Deze gevel vertoont hetzelfde beeld als de buurpanden wat betreft de lage onderbouw met luifel en daar boven een aaneengesloten rij van vensters. Hieruit valt af te leiden dat er een insteek was. Op de eerste en tweede verdieping bevinden zich vergelijkbare gevelbrede vensterrijen, die op een woonfunctie duiden. De top van de gevel had een windveer met driepasboog en een luik. | 285 |
Kelder eind 16e eeuw zeker aanwezig. |
Desta1465. "De vergulde Star" anno 1656. | 74 |
1910 | H. Kramer (koopvrouw) - P. v.d. Ven (courantenbezorger) |
1928 | J.J.A. Kappé (schilder) - A.A. Ras - J.G.A.M. van Ravenstein |
1865 | J.H. Rosier (winkelier in grutterswaren) |
1875 | J. Zom (tapper) |
1881 | Adr. Jr Janssens (in Spaansche fruiten) - A. Kuijpers (tapper) |
1894 | W.H. Desta Kuijpers |
1908 | W.H. Desta (caféhouder) - H. Kramer (koopvrouw) - J. van Rossum (smid S.S.) |
1910 | W.H. Desta (caféhouder) |
1928 | echtg. G. Vogels |
1943 | Ruto (IJsfabricage) |
Hans Boselie en Peter-Jan van der Heijden, Bossche monumenten in beeld (1975) 63, 65